Vrijwel zijn hele carrière heeft Claude Brysse, die in 1975 zijn KA-opleiding in Blankenberge voltooide, als accountmanager gewerkt. Sedert begin mei 2019 is hij met pensioen.
Hij schrijft:
Vrijwel dagelijks ga ik wandelen volgens routes die ik zelf in mekaar steek via de app Komoot. Deze wandelingen plaats ik dan op de Facebookpagina WandelWijzer en e-BikeWijzer die ik beheer. Voor zover het lukt, proberen we een 3-tal keer per jaar op wandelvakantie te gaan. Voorts schrijf ik dus af en toe een kortverhaal.
lees ook:
En hier volgt zijn kortverhaal DE BRUG OVER HET KANAAL
De brug over het kanaal.
Enkele donkere wolken steken strak af tegen de ondergaande zon. Een rode gloed met schaduwcontouren vult de lucht. Een valavond zoals elke dag. Vandaag wel met bijzonder mooie kleuren – een designtapijt van wolkenformaties – overwegend roze, rood en paarse tinten trekken de aandacht van velen. Ook van hem… Met gekruiste armen leunt de man over de reling van de brug over het kanaal. Gedachten wegebbend met de kleine golfslag van het water. Het is nog vrij warm, toch nog maar april – het briesje verjaagt de warmte van de afgelopen dag. Een warme dag in april. Komt steeds vaker voor. Opwarming ? – neen, daar hecht de man geen geloof aan. Althans niet in die mate dat hij er dagelijks mee bezig is. Een milieuactivist wordt hij zeker nooit. Aandacht voor de veranderende aarde, ja, maar actief ermee bezig zijn, neen, niet zijn ding. Al was het vandaag wel extreem warm voor een dag halfweg april. Ook de snel af en aan vliegende vogels hebben de warmte van de dag kunnen voelen. Uitzonderlijk ? – Mogelijk. Hij houdt geen enkele statistiek bij. Statistieken geloven, is leven volgens een bepaald stramien dat geregeld terugkomt. Nee, niet zo voor hem. Elke dag is anders… Elk uur is anders… Elke mens is anders, elk levend wezen is anders – is veranderlijk, nooit saai, zoals statistieken zijn. Cijfers, analytische analyses. Mogelijk belangrijk voor enkelen maar zeker niet voor hem. Nog steeds staat de man met gekruiste armen leunend over de reling van de brug over het kanaal. Het schemert steeds meer. De zon is zo goed als volledig verdwenen. Het prachtige kleurenpalet is niet meer te zien. Nog even turen naar de contouren van de wolken tegen de opkomende duisternis aan de hemel. De hemel…Voor wie het gelooft, zou daar het paradijs zijn. Gouden lepeltjes. Rijstpap. Hij eet met gewone lepeltjes. En is het paradijs niet waar je thuis bent…je goed voelt…je gelukkig bent…je alles hebt wat je maar op dat ogenblik kunt bedenken. De wolken die afsteken tegen de ondergaande zon zijn ook het paradijs. Wie de hemel als paradijs belooft, kan nooit tevreden zijn met hetgeen de wereld te bieden heeft. Blijft zoeken naar iets abstracts dat mogelijk nooit gevonden zal worden. Altijd maar uitkijken naar iets anders, naar iemand anders in de hoop iets beters te vinden…het paradijs. Is het niet makkelijker om gelukkig te zijn met het momentane – to live in the moment…! Het moment…dit ogenblik…! Een koppel eenden kwaken terwijl ze naarstig naar voedsel zoeken langs de bermkant van het kanaal. Ze blijven kort bij de rand. Op dit ogenblik is dit voor hen het paradijs. Niemand te zien – ze worden nergens door opgeschrikt – genieten van elkaars gezelschap. Twee eenden die af en aan zwemmen – rondjes draaien op zoek naar wat lekkers. Misschien willen ze ook wat verkoeling. Statistieken…waarvoor zouden die goed zijn ? Hoe vaak er eenden rondjes draaien gedurende een dag, een week…? De vrijheid om langs de rand van het kanaal te toeven, is meer dan bevredigend. Hij bekijkt het schouwspel – het spel van een koppel op zoek naar eten, samen, zorgen voor elkaar. Zorgeloos…achteloos, zonder minachting tegenover mekaar. Totale harmonie. Zo anders dan bij mensen…bij wie al gauw status, afkomst en eigendunk de overhand krijgen. Het paradijs…? Niet op deze manier denkt hij. Niet door mekaar te doorgronden en te zoeken naar gebreken waarmee je de andere kunt raken, ja, soms vernietigen…Neen, geen paradijs ! Het is helemaal donker. De nacht breekt stilaan aan. Halfweg april is het tegen elven helemaal donker. De nacht heeft altijd iets mysterieus. Een stilte die je overdag niet hebt. Ook al is er evenveel bedrijvigheid, toch zal de stilte tijdens de nacht dieper doordringen. Meer te voelen zijn – intenser te beleven zijn. Langs het jaagpad van het kanaal ziet de man plots twee lichtjes. Geen vaste schijnsels, maar op en neergaande lichten. Hij staart en tuurt …twee fietsers komen aangereden. Een meisje en een jonge man rustig keuvelend terwijl ze elkaars hand vasthouden en traag verder fietsen. Plots houden ze halt. Ze stoppen met trappen – de lichtjes gaan uit. Hij kan enkel nog silhouetten waarnemen. Hij leunt iets verder over de reling om beter te zien waar het koppeltje staat. Door zich heel erg te concentreren ziet hij de afgelijnde lichamen van de man en het meisje. Even kijken ze op, recht naar hem. Neen, hij is niet zichtbaar…of toch ? – mogelijk ook zijn silhouet ! Heel in de verte hoort hij wat gepraat tussen de twee. Hij weet dat daar een rustbank staat. Hoe vaak heeft hij daar niet gezeten tijdens een wandeling om even uit te blazen en wat te drinken. Hij kent hier alles zeer goed. Ziet alles zo voor zich. Met zekerheid weet hij dat het koppeltje samen op de bank zit. Zacht gepraat – af en toe een lach, dan weer geroezemoes. Onverstaanbaar voor hem. Ook al doet hij alle moeite om te horen wat ze zeggen…nieuwsgierig ? Ach, zijn we dat niet allemaal…! Hij staat alleen op de brug over het kanaal en tegenover hem onderaan de brug staat een bank waar een jong meisje en een jonge man hebben plaatsgenomen. Natuurlijk is hij nieuwsgierig…waarom zijn ze daar zijn – wat doen ze daar – waarover praten ze. Maar is het niet beter om dit alles niet te weten. Stel dat ze problemen hebben…ruzie…de relatie willen stoppen !!! – of dat ze elkaar willen liefhebben – ze liefdeswoordjes naar elkaar fluisteren !! Het is zoveel beter het niet te weten. Zoals het ook beter is voor hen dat zij niet weten dat hij daar over de reling hangt. Elk zijn plaats, elk heeft het recht om te zijn waar de ander niet is. Hij moet aanvaarden dat zij daar zijn. Om het even wat ze doen…gaat hem totaal niet aan. Hij heeft er zich niet mee te moeien. Stel dat zij hem hebben opgemerkt en zij zich vragen beginnen stellen waarom die man, die duistere figuur daar op de brug staat. Neen, zij hebben hem nog niet zien staan….Een auto komt aangereden, vertraagt even, maar rijdt dan toch weer verder. Vermoedelijk heeft de chauffeur de fietsen zien staan. Ook hij is nieuwsgierig geweest en wilde toch even kijken of er “niks te zien” was…Iemand met andere gedachten dan de man op de brug…iemand die mogelijk wel gehoopt had om een liefdesdaad te aanschouwen. Zo laag, zo vernederend…Best dat hij doorgereden is. Met zekerheid zou de man naar de chauffeur toegelopen zijn om hem te wijzen op het recht dat het jonge koppeltje heeft om daar even alleen te zijn. Gelukkig voor iedereen is er niks aan de hand. Zij hebben het zelfs niet gemerkt, vermoedt de man. Het zacht gepraat is vervaagd. De stilte overheerst. Het is nu zo donker dat zelfs de silhouetten niet meer te zien zijn. Een lichtje licht op en komt zijn richting uit op de brug. Eén lichtje maar…Waar is het andere lichtje ? Hij probeert in het pikkedonker toch wat te zien. Het lichtje nadert nu snel…en rijdt hem voorbij. Hij merkt het jonge meisje op. Ze is alleen. Verwonderd kijkt ze de man recht in de ogen. Staat die man hier al de hele tijd, moet ze wel denken…Heeft hij wat gezien, wat gehoord ? Waarom staat die man hier ? De man kijkt het meisje na…haar lichtje is niet meer te zien, enkel nog een rood vlekje in de duisternis. Het achterlicht, ja, natuurlijk. De man doet nu alle moeite om het rode achterlicht van de jongen te zien. Zouden ze nog niet samen wonen ? – en nog elk hun eigen weg gaan nadat ze even samen geweest zijn ? Met geforceerde blik tuurt de man het jaagpad af…En ja, daar, ja daar, of neen, ja toch, daar ziet hij plots het aan en uit flikkerende rode achterlicht van de fiets van de jongen. Beiden zijn veilig op weg naar ergens…naar huis ? – naar elders ? Opnieuw nieuwsgierig begint de man zich voor te stellen waar ze naartoe op weg zijn. Alsof het zo belangrijk is. Zijn we met zijn allen niet steeds op weg naar ergens, naar elders…? Op weg naar waar we denken te moeten zijn. Is de plaats waar we zijn niet meer de plaats waar we willen zijn ? Het paradijs ? De man blijft met gekruiste armen leunen over de reling van de brug over het kanaal. Neen, hij moet nergens naartoe – is niet op weg naar ergens – naar elders. Het is goed waar hij nu is. Hij voelt zich goed op deze plaats. Dan toch het paradijs ? – de brug over het kanaal…! Uren verstrijken. Op een gehaaste man na die snel over de brug kwam gelopen heeft hij de afgelopen uren niemand meer gezien. Ook de eenden waren niet meer actief. Alsof de nacht alles stillegt – alles in zijn macht heeft. Alle geluiden dempt – problemen opzij duwt en sereniteit laat overheersen. De man heeft het gevoel dat de nacht hem gewoon bedekt heeft met een donker deken van intense gemoedsrust – een innerlijke rust – een rustgevend gevoel van welbehagen in zijn lichaam – een helderheid in zijn geest. Reinheid van gedachten. Hij voelt het goede van wereld over zich heen. Geen geruzie, geen geweld, geen kwelling, geen kapotte liefde, geen ongezonde toestanden, maar een zuiverheid van bestaan. De puurheid van het zijn, daar op die plaats, dat ogenblik. De eerlijkheid van het moment, de echtheid van het leven in het moment. Dan is dit toch wel het paradijs ? Want is het paradijs niet de plaats waar hij zich goed voelt, gezuiverd van alle foute gedachten, met open vizier kijkend naar de komende momenten…! Ja, dit is nu voor hem wel degelijk het paradijs. Met gekruiste armen leunt de man over de reling van het kanaal. De wind steekt wat op. Het is fris geworden. De hele nacht hield de man in zijn macht. De man heeft een betere kijk op zichzelf – alsof hij in de spiegel ziet wie hij is, geworden is en waar hij naar op weg is. Neen, geen schrikbeeld, maar de stilte die een duidelijk signaal geeft om weg te blijven van stress, drukte en veel gedoe. Is de eenzaamheid dan waar hij naar op zoek is ? Het alleen zijn, enkel met zichzelf levend ? …Over de daken van de gebouwen aan de overkant van het kanaal, even weg van de brug, verschijnt het eerste schijnsel van de nieuwe dag. Een sliert van lichtende sluiers is te ontwaren aan de hemel in oostelijke richting. De man leunt nog steeds met gekruiste armen over de reling van de brug over het kanaal. Langzaam wordt het drukker. Het af en aan rijden van auto’s en ander verkeer neemt de zaligmakende stilte volledig weg. Het morgengloren geeft de man duidelijk geen gouden gevoel, eerder een afkerig denken aan wat de dag weer zal brengen. Hoe zalig hij het vond tijdens de donkere uren van de nacht…hoe verenigd hij was met zichzelf tijdens die alles overtreffende stilte…dit alles vervaagt bij het aansnijden van de nieuwe morgen. Toeters gaan, fietsers bellen, mensen lopen gehaast de brug over. Kinderen spoeden zich met veel te zware tas naar alweer een nieuwe schooldag, bang om te laat te komen. Net als voetgangers zich ijlen over de brug – bussen die af en aan rijden – auto’s voor wie het allemaal te traag gaat ! Gewoon omdat velen te laat vertrekken om tijdig op hun bestemming te zijn. Tijd…genoeg tijd hebben ! Geen tijd hebben. Het woord “tijd” spookt door de geest van de man. Tijd…hij heeft altijd al alle tijd gehad – zelden gehaast, nooit te laat, eerder altijd op tijd. Geen tijd hebben, bestaat voor de man niet. Tijd maak je zelf door goed je tijd te regelen – door op een geordende manier correct met je tijd om te gaan. Wie geen tijd heeft, zorgt niet voor zichzelf door ervoor te zorgen dat er wel tijd is. Door je tijd te nemen, kom je niet te laat, heb je tijd om je vrijgekomen tijd naar eigen goeddunken in te vullen. Geen tijd hebben, bestaat niet voor de man omdat hij leeft in de tijd die hem gegeven wordt, de tijd die hij neemt om dit leven te leven, om niet na te denken wat verloren tijd maar zou kunnen betekenen. Trouwens, wat is verloren tijd…? Tijd die je over had en niet naar eigen goeddunken hebt ingevuld. Tijd die je verprutst hebt door tijd te geven aan onbenulligheden, aan details, aan onzekerheden die de vrijgekomen tijd niet waard zijn. De man geniet van zijn tijd op de brug. De schitterende luchten bij valavond, de opkomende duisternis, de innemende stilte, de zwakke nachtgeluiden van fluisterende mensen tot het dreigende ontwaken van de nieuwe dag waarbij er voor velen geen tijd genoeg is, geen tijd meer is… De man kijkt nog even achterom naar de plaats op de brug over het kanaal waar hij stond met gekruiste armen, leunend over de reling. De plaats waar hij alle tijd had om te genieten van zijn tijd met zichzelf op de plaats waar hij dan het liefste was, zijn paradijs.