Blankenbergse straten naar schrijvers genoemd. Ze inspireren in coronatijden tot het lezen van een gedicht, een prozatekst: Jacob De Meyere (1492-1552) Latijnse hymnendichter, vooral geschiedschrijver, ook pastoor van Blankenberge

De Jacob De Meyerestraat is een zijstraat van de Van Maerlantstraat en wel die tegenover de ingangspoort van het Maerlant-atheneum. Voor leerlingen en schoolpersoneel is dit een goede gelegenheid hem een, beetje te leren kennen.

100 dagen 1979
coronatijd 2020

In zijn straatnamenboek besteedt Elie Bilé meer dan een halve bladzijde aan hem. John Nowé schreef recent een boekje over hem (2018). (Ik citeer vaak uit zijn ‘brochure’.

Johan Nowe werd geboren te Menen in 1940, hij studeerde Germaanse filologie en filosofie aan de Katholieke Universiteit Leuven, waar hij in 1976 promoveerde tot doctor in de Letteren en Wijsbegeerte met een proefschrift over de Duitse auteur Hans Henny Jahnn. – Van 1988 tot 2002 was hj hoogleraar aan de KULeuven met als leeropdrachten Duitse literatuur en Lerarenopleiding Duits. Onderzoeksgebied waren vooral de Duitse literatuur van de Middeleeuwen en specifiek het middeleeuwse theater en Didactiek van het Duits als Vreemde Taal. – Oktober 2002: emeritus hoogleraar KULeuven – Sinds 1997 tot en met 2015: jaarlijks docent van cursussen voor Davidsfonds Academie: over Duitse literatuur, Theater in de Middeleeuwen en “Vikingen en Runen” 

En nu over JACOB DE MEYERE.

Geboren in Vleteren nu Flêtre, deelgemeente van het Frans-Vlaamse Belle ( Frans: Beilleul) In het Latijn, de taal waarin hij schreef, heet hij Jacobus Meyerus Balliolanus.

Hij was leraar in Ieper…met belangstelling voor Latijn en Grieks, literatuur en filosofie.

Hij verhuisde naar een klooster in  Brugge, een intellectueler milieu.

Hij schrijft een geschiedenis van Vlaanderen. Zijn hoofdwerk: COMPENDIUM CHRONICORUM  FLANDRIAE. Hij vermijdt legenden, hij streeft naar exactheid, hij werkt scrupuleus .

Hij schrijft ook over zijn eigen tijd…vooral aardrijkskundig.

Hij klaagt erover dat in Saint Omer, een stad die oorspronkelijk Vlaamssprekend was, daarna tweetalig, nu (16de eeuw) zowat helemaal Franstalig was.

Hij schrijft uitvoerig over de Slag der Gulden Sporen.

Hij schrijft over 1453, beleg en val van Constantinopel . Hij heeft het over de ‘Turken’ en bedoelt ‘moslims’, die hij een ergere mensensoort vindt dan ‘heidenen’

En ja, hij was priester. In 1543 wordt hij pastoor van de Sint-Antoniuskerk in Blankenberge, maar bleef in Brugge wonen.

Als hymnendichter bleek hij geen groot poëtisch talent te hebben.

Guido Gezelle schrijft een gedicht van 10 strofen over hem. Het is geschreven voor de inhuldiging van een monument voor De Meyere in de kerk van het Franstalige Flêtre,

Een strofe:

Een Vlaming was ‘t

Nadien, van woord en wille vast

Om bate aan land en volk en vorst

Te doen als een die durven dorst