ReinAard, zo heet Tom Lanoyes herwerking van Willems die Madoc maakte Vanden Vos Reynaerde. Vierduizend verzen die naar 1250 ruiken, maar onvoorstelbaar taalkunstig en origineel herschapen zijn. Ziehier Tybeert die de pastoor ‘‘tusschen die been spranc”, origineel, J.F. Willems versie van 1834 en die van T. Lanoye.

Wat een uitzonderlijk(e) mooie herwerking van de Reynaert (van Willem die Madoc maecte) is de Reinaard (van Tom Lanoye, die vorig jaar de Prijs der Nederlandse Letteren won). De inhoudelijke wijzigingen doen de immer geldende werkelijkheid van de originele 13de-eeuwse versie nog meer actuele waarde verwerven en de taal biedt zoveel moois, creatiefs met Vlaamse, Wase dialectsporen en heel wat Engels, dat jeugdigen zeker zal kunnen bekoren.

En hier nu een klein fragment uit de originele versie, uit die van 1834 van Jan Frans Willems, vader van de Vlaamse Beweging en uit Reinaard.

Tybeert (bij Lanoye Tybaart) Jan Frans Willems tovert de pastoor (de pape) om tot koster en schrijft dat hij niet zal vermelden wat Tibeert afbeet bij de koster. Tom Lanoye maakt van Martinet, zoon van de pastoor, Bernadet, een van diens dochters. En vrouwe Julocke (= ik lok u), vrouw van de pap is Madam Verlockinge.-

TOM LANOYE:

Zijn bek gesperd en klauwen klaar

Schoot hij als uit een katapult

Recht in het kruis dat de pastoor

Het meest van al bemind. Dat

Van hem. Hij had er zeven kinderen

Het levenslicht mee aangesmeerd.

De kater plantte onmeedogend

Zijn tanden en zijn nagels in

De naadloos rimpelige beurs

En scheurde daaruit – ook om oog –

Een van de beide spullen weg

Die nodig zijn om ’t klokkenspel

Te luiden.

Met een akelige pets

Belandt het ding de houten vloer op,

Vlak voor de klompen van Madam

Verlockinge…

Originele versie

Alse Tybeert dat ghesach

Dat hi emmer sterven soude,

Doe dedi een deel als die boude

Dat dien pape verghinc te scanden.

Beede met claeuwen ende met tanden

Dedi hem pant, alsoet wel sceen,

Ende spranc dien pape tusschen die been,

In die burse al sonder naet,

Daermen dien Beyaert mede slaet

Dat ding viel neder up den vloer

Die vrauwe was zeerich ende zwoer…

Jan Frans Willems:

Toen de kater eindlijk zag,

Dat hij sterven moest met schand,

Dacht hij: ‘Met mijn klauw en tand

Wil ik zonder wraak niet sneven:

’t Zal hun heugen heel hun leven!’

Eensklaps (waar ’t van pas hem scheen)

Vloog hij op des kosters been,

Klauwde en beet zo sterk, zo straf

Dat hij beet…wat beet hij af?

‘k Zal het best hier niet vermelden…

Wie daar meer van weten wil,

Leze in ’t oirschrift (het origineel) met zijn bril.

Vrouw Julocke viel aan ‘t karmen

Reactie's