Hoewel ik vandaag heel graag DE INAUGURATIEDICHTERES van Lisette Ma Neza had voorgesteld, kies ik toch voor dat andere, dat al bijna vergeten is, ook omdat ieder Ma Neza’s gedicht op het internet kan lezen en beluisteren, door haarzelf voorgelezen.
Ik leerde EEN LIED DER BLIJDSCHAP kennen in 1958, ik leerde het uit het hoofd, ik droeg het voor. Mijn leraar Nederlands in het KA Brugge was Joost Johan Dambre.
Voor vele leerlingen in KA Maldegem en KA Blankenberge heb ik het voorgedragen , met hen het geanalyseerd…het kakelbont door elkaar gooien van verschillende taalsferen, de zeer grote klankrijkdom, de suggestieve kracht van woorden, het zintuiglijke aspect; de beeldenrijkdom, dat wonderlijke toveren met rijm en strofenbouw. Het kon niet anders dan dat Bert Decorte van rederijkersrefreinen hield en van Franse ballades van François Villon en Charles d’Orléans.
De levensles die de hedendaagse door corona getroffen lezer erin vindt is van toepassing:
’t hoeft niet dat men daarover daaglijks zeur
De dagen krijgen, zijn ze ook alle eendre,
Toch elk en ieder andre kleur en geur.
‘k Neur dus een liedje, ik fluit een liedje, ik fleur
Van liedjes als een weid vol margrietjes,
Jong als de morgen kan ik, blauw en hel,
Klaar zijn als ogen en vergeet-mij-nietjes
En rijk zijn met mijn kaalkop en mijn vel