Ursula von der Leyen refereerde daarmee aan de legendarische opleiding voor beeldende kunstenaars, ambachtslieden en architecten die eerst in Weimar, later in Dessau en ten slotte in Berlijn werd georganiseerd.
Het idee was uit de catastrofe van de Eerste Wereldoorlog een nieuwe mens te laten ontstaan. Een schepsel dat, begiftigd met vele en veelzijdige zintuigen en geschoold door de beste kunstenaars, vormgevers en architecten, in staat zou zijn het heden en de toekomst van een moderne eeuw uit te vinden. BAUHAUS, een wel erg sprekende en symbolische naam…want wat kan HUIS wel betekenen…architectonisch op zich, wat de omgeving betreft, wat ideeënrijkdom betreft.
In Kris Peeters’ tekst in De Standaard (15 okt. 2020) lezen we verder:
Opgejaagd door het nazisme werd de beweging internationaler dan ze ooit had durven te dromen.
Met beroemde namen als Henry Van de Velde, Walter Gropius, Ludwig Mies van der Rohe, Paul Klee, Kandinsky en Piet Mondriaan, werd ze de wegbereider voor het modernisme en inspireert ze tot vandaag architectuur, kunst en design. Haar missie? De verschillende kunsten herenigen in de bouwkunst en daardoor kunstenaars weer in het hart van de samenleving brengen. Het Bauhaus wilde kunst(enaars) niet langer beschouwen als een ‘luxueus extraatje’, wel als een deel van de essentie.